Roger Waters trapte woensdag in Toronto een nieuwe wereldtour van The Wall af.
Dertig jaar na het ontstaan zit er aan het verhaal van goed en fout een weeïg popcornluchtje.
De aanplakbiljetten naast de toegangsdeuren doen geen moeite de verrassingen van vanavond geheim te houden. ‘Waarschuwing’, staat er in strenge letters. ‘Deze show bevat pyrotechniek en stroboscooplicht’. Dat is mooi, want precies daarvoor zijn we naar het Air Canada Centre in Toronto gekomen. En voor vliegende varkens, huizenhoge poppen, kinderkoren (‘We don’t need no education’) en marcherende hamers die bij het onderwerp van vanavond horen. Vanavond, woensdag 15 september, wordt namelijk voor het eerst in twintig jaar The Wall weer opgevoerd, de rockopera van de Britse progressieve rockband Pink Floyd. Voor velen ‘het beste boek dat ze ooit gehoord hebben’, een dat alweer 31 jaar bestaat, en dat nu onder de noemer Roger Waters The Wall Live op de uitgaansagenda’s prijkt. Geen Pink Floyd: The Wall meer dus, omdat de bandnaam in de vorige eeuw na een lange en onaangename strijd bij gitarist David Gilmour bleef liggen. Een Gilmour, needless to say, die er vanavond niet bij is op het podium.
Vanavond is al die oude bandjes-ellende gelukkig helemaal vergeten. Ten eerste omdat we met zijn vijftienduizenden de zaal inlopen waar de Toronto Maple Leafs hun ijshockeywedstrijden spelen, en mensen elkaar er met een zekere graagte aan herinneren dat het dit seizoen waarschijnlijk weer helemaal niets wordt met de club. Sinds 1967 is er geen landstitel meer gewonnen, je leest het af aan de enorme kampioensvlaggen die van het stadiondak afhangen. Ten tweede omdat er bij de horeca in de catacomben eerst grote pullen bier gekocht moeten worden, pizzapunten als landkaarten en Marsen en Twixen op stokbroodformaat. En ruiken we daar popcorn? Ja, in de zaal ruiken we popcorn, dat geurt uit de bakken die door typisch noord-Amerikaanse snacklopers – je kent ze uit de film – op de buik worden rondgedragen.
Wereldberoemde hamers
En dan begint waar we voor gekomen zijn. Vijftienduizend Canadezen schreeuwen de longen uit het lijf als de gemoedelijke klanken van Johnny Cashliedjes worden weggedraaid en het geluid weerklinkt van een zappende televisie. Dat is Pink, stoten de kenners elkaar aan, de hoofdrolspeler van de rockopera, die televisie kijkt! Pink die zich dood verveelt en niet meer weet wat van het leven te maken! Die zijn televisie later uit frustratie zelfs stuk zal schieten!
Als het zaallicht dimt en de band opkomt, wordt de kudde helemaal wild, en als het beroemde intro klinkt zijn de eerste mensen al in een onherroepelijke extase beland. Dit ondanks het feit dat ze hysterisch schreeuwen om een band en een zevental gemaskerde vlaggendragers die in crypto-fascistisch kostuum zijn gehuld. De laatsten staan stoer met rode vlaggen in de houding, waar in een witte cirkel bij wijze van swastika twee gekruiste hamers op staan. Wereldberoemde hamers mogen we wel zeggen, die iedereen kent van de videoclip van Another Brick in The Wall. Vuurwerk spat bij elke nieuwe maat van het podium tegen het plafond op, de geur van popcorn wordt rap vervangen door die van oud-en-nieuwsterretjes. En daar stapt ook Roger Waters het podium op, 67 alweer, maar helemaal te getto in zijn zwarte hoodie en met dikke zonnebril. Hij steekt twee armen in de lucht of hij net de puck in het doel heeft geschoven en schreeuwt het uit: ‘Ik ben er weer! The Wall is terug!’ Toronto viert spontaan een nieuwe landstitel.
Nou wordt natuurlijk ook niet elke dag een werk van deze omvang en faam opgevoerd. The Wall verscheen in 1979 als dubbel-elpee, en werd een van de best verkochte platen ooit. Tegelijk stelde het een nieuwe norm voor het concept-album, een genre dat in de popgeschiedenis begon bij Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band van de Beatles maar door Pink Floyd werd geperfectioneerd.
In plaats van dat er zoveel liedjes op een plaat werden gekwakt als er in twee keer vijfenveertig minuten pasten, werd het de bedoeling een plaat één verhaal mee te geven, met als gevolg dat liedjesschrijvers behoorlijk literaire pretenties ontwikkelden. Gelaagde verhalen zouden ze gaan schrijven, personages laten interacteren en grote thema’s op genuanceerde wijze aan de kaak stellen!
Bij The Wall leidde die pretentie tot het verhaal van de ‘beroemde rockmuzikant Pink’ (Roger Waters) die in een zware depressie raakt en na een lange flirt met een totalitaire ideologie door zijn persoonlijke muur weet te breken. Een muur die staat voor alle belemmeringen die er tussen mensen zijn, zoals Waters ook in het begeleidende gidsje (à 25 Canadese dollars) schrijft. ‘Mijn persoonlijke verhaal van angst en verlies vormt ook de basis van een allegorie voor andere zaken die ons verontrusten: nationalisme, racisme, seksisme, religie of wat dan ook!’
Ge-updatete narigheid
Dat ‘of wat dan ook’ overschaduwt op een flink aantal momenten Pinks interessante werdegang, al hebben de fans in Toronto daar weinig last van. De muur die fysiek op het podium verschijnt – eerst in brokken, maar medewerkers bouwen gaandeweg het hele podium ermee vol – is een projectiedoek voor allerhande narigheid in pakkende animaties. Of misschien moeten we zeggen: ge-updatete narigheid, want Waters heeft zijn allegorische jaren zeventig vertelling voor de nieuwe show naar de jaren nul gebracht. Dat we de in WOII gestorven vader van Pink/Waters in beeld krijgen, was te verwachten. Maar nu krijgen we ook dood gebombardeerde vaders uit Bagdad op scherm, kindjes die van een Braziliaanse vuilnisbelt moeten leven, brandweermannen die op de trappen van de Twin Towers stierven en – huh, lees ik dat goed? – een in 1943 omgekomen Arnhemmer, die er vast tussen zit omdat de show in april drie keer in de Gelredome is te zien.
Gelukkig deert al die ellende de ‘Torontonians’ amper. Men rockt gedwee als er gerockt kan worden, juicht om elk nummer en opvallend veel mensen zingen de teksten woord voor woord mee. Net zoals ze braaf de armen voor het hoofd kruisen als de crypto-fascisten onder leiding van Pink dat aan ons voordoen, en juichen als Waters in zijn rol als Pink de mensen vraagt zich te vermaken.
Marionettenpop
Het cynisme druipt van zijn voordracht af, maar niemand interpreteert de hint zoals de Pink Floyd-exegeten hem interpreteren: als een geslaagde podiumtruc om schapen te laten zien hoe volgzaam ze eigenlijk zijn. ‘Je moet de muur zien als persoonlijke metafoor, man’, probeert iemand in een aangrenzende rij stoelen zijn buurman nog uit te leggen, maar die steekt net een zoet riekend jointje op, dus echt aankomen doet het niet. ‘Kijk, man. Een vliegende big!’
En inderdaad: de beroemde vliegende big is terug. Was het in voorgaande edities een ballon aan touwtjes, nu is het een op afstand bestuurde zeppelin die gracieus door het Air Canada Centre vliegt. Ook terug: de huizenhoge marionettenpop van de leraar, die wordt weggejaagd door een koortje Canadese kinderen die geen scholing willen. Ook de hamers marcheren weer als vanouds streng in gelid, in een superprojectie over de hele breedte van het podium.
De gitaren spuwen hun beroemde jankende solo’s, noot voor noot, feilloos want Waters’ band is in topvorm. En aan het einde is er de theatrale climax, van een behoorlijk imposante muur die ineenstort als we met zijn allen ‘Tear down the wall!’ schreeuwen. Boem, daar gaat hij, onder luid gejuich. En of het nou de muur in Pinks psyche is die geslecht wordt, die van het onbegrip tussen naties of die van ‘wat dan ook’, het blijft geweldig entertainment. Iemand nog popcorn?
Met dank aan Arjan Terpstra – © De Pers.nl